Volume 7

Alle de brieven van Antoni van Leeuwenhoek / uitgegeven, geïllustreerd en van aanteekeningen voorzien door een Commissie van Nederlandsche geleerden.

  • Leeuwenhoek, Antoni van, 1632-1723.
Date:
1939-
    Copulatie van de klander. afb. 2. afb. 3. 6 augustus 1687. slind, ja dat die een gantsch Tarw-Graan van binnen konden uyt- hollen en selfs daar in kropen, en dat zy met haar snuijt of mont (die voor aan 't hooft staat, en seer lang is, naar proportie van haar lighaam) door de bast van de Tarw konnen inbooren, (door behulp van seer kleyne tants-gewyse werktuygen, waar mede de snuyt aan het eynde versien is16)) en aldus een begin van het op-eeten van de Tarw maken. Na verloop van 14. dagen, zijnde den 27 Maart, sag ik dat eenige Klanders met malkanderen versamelt waren 17), ende dat die seer lang aan malkanderen vast bleven, dragende het wijfken het manne¬ ken, en loopende daar mede voort, en schoon ik die veel maal (dus versamelt sijnde) overhoop 18) wierp, soo bleven die doorgaans nog versamelt. Hier op ging ik eenige Klanders openen, om de Eyeren daar uyt te halen; maar ik en konde my niet versekeren dat ik een teyken daar van sag 19). Na desen ging ik soeken na het mannelijk zaad van de Klander, en ik kreeg ontrent een grof sand 20) groote van die stoffe by-een, 16) Andersen, Der Kornkafer. blz. 11. 1938, geeft de volgende beschrijving van kop en mondwerktuigen van de klander: „Der Kopf ist, wenn man vom Rüssel absieht, klein und gegen den Brustschild undeutlich abgesetzt. Er er- ganzt diesen als niedrigen Kegel nach vorne gewissermaszen zur Spitze. An der Basis des Rüssels liegen links und rechts die kaum sichtbaren, weil flachen Augen. Vor ihnen sind am Rüssel nahe dessen Basis unter einer Ver- dickung die geknieten Fühler eingefügt. Der nicht sehr lange Fühlerschaft überragt die Augen. Die Keule ist hornig, glatt und glanzend und an der Spitze schwammig. Sie reicht etwa bis zur Rüsselspitze. Der Rüssel ist dünn, im Querschnitt rund und mit Punktreihen versehen, in denen Harchen sitzen. Er kann bis an die Vorderbrust herangebracht werden, jedoch weist diese keine Rüsselrinne auf. In beiden Geslechtern ist Grösze und Form des Rüssels etwas verschieden. Der Rüssel des Weibchens ist meistens etwas langer und dünner als beim Mannchen. Hier ist er plumper und weniger gebogen. Auch sind die Haargrübchen des Rüssels beim Weibchen nicht so tief ausgepragt. Die Lange des Rüssels betragt beim Weibchen durchschnitthch 2 mm, beim Mannchen 1,25 mm. Die Mundwerkzeuge sitzen an der Spitze des Rüssels. Zur Bohrarbeit an und in den Getreidekörnern dienen in erster Linie die kraftigen Vorderkiefer (Mandibeln), die je vier wie die Zahne an einem Sageblatt gegeneinander verschrankte, hakige Chitinzahne tragen. Die beborsteten Chitinplatten der Unterkiefer helfen mit den Tastern und der Zunge einen Trichter bilden, in den die von den Vorderkiefern losgesprengten Starketeilchen fallen. Den Bau der Mundwerkzeuge veranschaulicht die Abbildung.” [Ber.] 17) Versamelen — paren. 18) Overhoop — omver, ondersteboven. Zie ook blz. 28, alinea 7. 19) L. bedoelt dat hij niets kon zien, waarvan hij met zekerheid kan aan¬ nemen dat het eieren waren. [Dam.] 20) Middellijn ca 860 (j..
    hollow out the whole of a Wheat-Grain inside, and even crept in bodily; and that they can bore with their snout or mouth (which is placed at the front of the head, and is very long in proportion to the body) through the husk of the Wheat (with the aid of very tiny toothlike implements with which the snout is provided at its end8)) and thereby make a beginning with eating up the Wheat-Grain. After a space of 14 days, it being the 27th of March, I saw that the Calanders were mating, and that they remained sticking together a very long time, the female carrying the male, and walking along with it; and although I often knocked them over (while they were mating), they nevertheless remained united. I thereupon went to open some of the Calanders, to remove the eggs from them; but I failed to satisfy myself that I saw any sign of these 9). After this I began to search for the male seed of the Calander; and I collected about as much as a coarse grain of sand 10) of that 8) Andersen, Der Kornkafer. p. 11. 1938, gives the following description of the calander's head and mouthparts: „The head — apart from the snout — is small, and not distinctly marked off against the horny cuticle covering the thorax, which it completes, as it were, as a low cone-shaped part, down to a point. To the right and left of the base of the snout are the eyes, which are flat and to therefore scarcely visible. In front of the eyes are the two sharply bent antennae, attached to the snout below a thickening near its base. The basal part of the antennae, (the scapus) which is relatively short, excels the eyes. The club is horny, smooth and shiny, and spongy at the point. It reaches about as far as the point of the snout. The snout is thin, in cross-section round, and has rows of punctures with hairs in them. The animal can bring it as far as the front of the thorax; but the latter has no groove to contain the snout. The size and shape of the snout differ slightly as between the sexes: the female's snout is usually a little longer and thinner than the male's, whose snout is thicker and less curved. The hair-punctures on the femalé's snout, too, are not quite so deeply sunk as those of the male. The average length of the male's snout is 1.25 mm., that of the female's 2 mm. The mouth-parts are placed at the point of the snout. Drilling operations at and inside the grains of corn are performed in the first place by the power¬ ful mandibles, each of which carries four hooked chitinous teeth which are placed criss-cross like the teeth of a saw-blade. The bristled chitinous plates of the maxilles, together with the palps and the tongue, form a kind of funnel, into which fall the starch particles that tne mandibles have broken loose. The illustration makes the structure of the mouth parts clear." 9) L. means that he could see nothing of which he could definitely assume that he was looking at eggs. [Dam.] 10) Diameter ca. 860 [x. Mating of the calander. ill 2 ill 3
    Spermatozoïden van de klander. Ontwikkeling van de klander in de tarwe¬ korrel. en ik bragt het, door een seer goet en seer vergrootende Microscope, voor het gesigt, en ontdekte een onbedenkelijk 21) groot getal van levende schepsels, in de geseyde weynige stoffe, dat het voor die geene, die het selfs niet en siet, ongelooflijk is; ja, ik beelde mij in dat geen Veld-Overste, schoon hij twee Veld-Legers tegen malkan- deren sag agéren, die te samen vijftig duysent man uytmaakten, soo een menigvuldige beweginge van menschen soude konnen sien, als ik in de geseyde weynige stoffe van het mannelijk Zaad, dieren sag bewegen; en dat soo lang, dat mijn gesigt moede sijnde van sien, ik de dierkens doode, om dat ik in die groote beweginge niet anders als haar hooft ofte voorste gedeelte van haar lighaam konde bekennen. Dese dierkens doot leggende, en van een gesepareert zijnde, sag ik met verwondering, de lange en seer dunne staarten, en aan eenige maar een weynig dikte aan het voorste gedeelte van haar lighaam 22). Vorders heb ik (soo menigmaal als ik aan de Klanders dagt, en gelegentheyd daar toe hadde) de Klander, in 't glas beslooten zijnde, geobserveert, en veeltijds gesien dat die versamelt waren, dog geen levent schepsel ontdekt, als op den 10 Juny, als wanneer ik onder de Klander en Tarw sag leggen, twee korte en dikke kleyne wormen, de eene ontrent de groote van een grof sand, ende de an¬ dere wel viermaal soo groot23); hier op resolveerde ik het glaasje te openen, daar in ses Klanders opgeslooten waren, en ik doorsogt en opende de Tarw-Granen, die by dese Klanders hadden gelegen, waar van twee gants ledig waren. Uyt een van de Granen ('t welk minst opgegeten, van buyten aan te sien, scheen te wesen, maar egter 24) veel kleyne gaatjens hadde, die met het bloote oog niet te 21) Onbedenkelijk — ondenkbaar. 22) Een figuur van spermatozoïden van de klander is niet in de ter be¬ schikking staande literatuur gevonden. [S.] 23) Dus resp. ± 1 en 3% mm. Volgens Andersen, l.c. blz. 16, lijkt de pas uitgekomen larve kleiner dan het ei, omdat de larve zich heeft samengetrokken en gekromd. De lengte der larven laat zich moeilijk bepalen omdat de larven in de graankorrels sterk gekromd zijn en zich samentrekken, ook als men ze er uit haalt. Volgens Kunike, l.c. blz. 309 en 312, bedraagt de gemiddelde lengte der eieren 0,69 mm en de breedte 0,3 mm, terwijl de gemiddelde lengte der larven uit het le stadium 0,5 mm bedraagt en de gemiddelde hoogte 0,37 mm. De larve uit het 2e stadium wordt gemiddeld 0,7 mm lang en 0,48 mm hoog; die uit het 3e stadium resp. 1,1 mm en 0,8 mm en die uit het 4e of laatste stadium resp. 2,3 en 1,7 mm. [Ber.] 24) Egter — toch.
    substance, and I brought it before my vision through a very good and greatly magnifying Microscope, and discovered an unimagin¬ able large number of living creatures in the said minute quantity of substance, so that it is, for him who does not see it heimslf, un¬ believable; nay, I imagined that no Commander in the field, tho’ he might see two Field-Armies in action against one another, which together numbered fifty thousand, could see such a multitudinous movement of people, as I saw animals moving in the aforesaid minute quantity of the male Seed; and this until — my vision be¬ coming fatigued with looking — I killed the little animals, because I could recognize nothing in that great movement but their head or front part of their body. Once these little animals were being dead, and had been separated apart, I saw with surprise the long and very thin tails and, in some, only a slight thickness at the front part of their body n). I have furthermore observed (as often as I happened to think about the Calanders, and had an opportunity) the Calanders that were enclosed in the glass, and often seen that they were mating, but never discovered any living creature, except on the 10th of June, when I saw, lying among the Calander and the Wheat, two small short and thick, worms; one about the size of a coarse grain of sand and the other one quite four times as large 12); I thereupon resolved to open the glass, in which six Calanders were shut up, and I searched and opened the Wheat-Grains that had been lying near these Ca¬ landers, two of which were quite empty. From one of the Grains (which, looked at from outside, seemed least eaten away, but never¬ theless had many tiny holes that could not be recognized with the naked eye) I fetched an adult Calander, which had a bright red Spermatozoa of the calander. Development of the calander in the wheat- grain. n) No drawing of the spermatozoon of the calander is to be found in the available literature. [S.] 12) he. ± 1 mm and 3.5 mm respectively. According to Andersen, l.c. p. 16, the just emerging larva appears smaller than the egg because the larva has curled itself up. It is difficult to determine the length of the larvae because they are all curled up when inside the grains of corn, and remain curled up when one removes them. According to Kunike, l.c. pp. 309 and 312, the average length of the eggs is 0.69 mm, and the average width 0.3 mm.; the average length of larvae in the lste stage being 0.5 mm., and their average height 0.37 mm. At the 2nd stage the larva attains an average length of 0.7 mm. and an average height of 0.48 mm. In the 3rd stage the measurements are respectively 1.1 mm. and 0.8 mm.; in the 4th and last stage, 2.3 mm. and 1.7 mm. [Ber.]
    afb. 4. bekennen waren) haalden ik een volwassen Klander, die een bly- roode 25) couleur hadden; maar die gene die out waren en nu on¬ trent drie maanden in 't glas hadden opgeslooten geweest, die waren seer bruyn root, en in 't oog swartagtig 26). In een ander Tarw sag ik een Klander die seer wit was, leggen¬ de met sijn pooten, hoornen 27), en snuyt, (welke twee laatste voor aan 't hooft staan in sulke geschikte ordre 28), benevens het lighaam van de Klander, als of wy ons imagineerde te sien een Zijd-worm, die soo verre verandert is, dat hy tot een vliegent schepsel sal werden: alleen met dit onderscheyd, dat dese witte en nu nog onvolmaakte Klander, geen omwindsel en hadde 29), gelijk de tonne- kens of popkens van de Zijd-wormen hebben 30). Uyt een andere Tarw-Graan haalden ik een groote korte dikke worm, ontrent van de lengte van een Klander, soo dat ik oordeelde dat dese wormen, binnen weynig dagen, de gedaante van een Klan¬ der soude aannemen. Wyders ging ik andere glaasjens openen, en ik haalde uyt een Tarw-Graan een Klander die sijn witte couleur begonde te ver¬ anderen in een roode couleur, dese beweegde continueel sijn agterlijf. Vorders haalden ik uyt andere Tarwen wormen van verscheyde grootheden. 25) Bly-rood — helder rood. 26) Seer bruyn root, en in 't oog swartagtig — donkerrood en om zo te zien zwartachtig. 27) Hoornen — sprieten. 28) In sulke geschikte ordre — zo netjes. 29) L. heeft hier ongetwijfeld het, — onbedekte —, popstadium waarge¬ nomen. De duur van dit stadium bedraagt in de zomer minsten vijf dagen. Bij lagere temperaturen duurt het aanzienlijk langer; zie Back and Cotton, l.c. blz. 27. Andersen, l.c. pl. 1. fig. d., geeft een uitstekende afbeelding van het pop¬ stadium. Kunike, l.c. blz. 314, zegt hieromtrent nog: „ . . . die Kaferpuppe an wel- cher schon ausserlich die einzelnen Teile des spateren Kafers erkennbar smd. Die Puppe ist zuerst weiss und glanzend, wird dann gelblich und zuletzt braun. Die Lange betragt etwa 4 mm.” [Ber.] 30) De term „tonnekens” wordt thans alleen gebruikt als de larven in de oude larvehuid verpoppen, b.v. vele Diptera. [S.]